Tussen heuvels en rivier: Typisch Veluwse dorpen

Laatst moest ik denken aan een pleidooi van een vroeger hoofd van de gemeentelijke (!) plantsoenendienst in Epe, de heer Coenraad Dijkhuizen. Nog steeds wordt hij een enkele keer aangehaald. Meneer Dijkhuizen was een man die zich verbonden voelde met zijn omgeving en die hield van zijn vak. Het zal al in de loop van de zestiger jaren van de afgelopen eeuw zijn geweest, dat hij zich ervoor inspande, onze Veluwse dorpen hun Veluwse karakter te laten behouden.

Hoofdstraat Epe rond 1900, richting Posthoorn

Voor Coenraad Dijkhuizen, die verantwoordelijk was voor het gemeentelijk groen (behalve de bossen) betekende dat, dat je de ook in de bebouwde omgeving beplanting toepast die hier thuishoort. Voor hem was dat een kwestie van gezond verstand en liefde voor de pracht en de waarde van onze streek. Daar was dus geen rapport van de club van Rome (Grenzen aan de groei, 1972) aan te pas gekomen en geen Natuurbeschermingsjaar, 1970. Wel, inderdaad, gezond verstand. Planten en bomen doen het het beste daar waar ze thuishoren. Wat de bomen betreft, zijn dat voor de drie westelijke dorpen in onze gemeente bijvoorbeeld zomereik en grove den, meer naar de IJssel toe misstaan populieren niet. Ik ben op zoek gegaan naar een foto van de Emmastraat in Epe, waar misschien wel tot in de zestiger jaren oude eiken stonden. Het streekarchief heeft zo’n foto niet kunnen vinden. De eiken werden gekapt en vervangen door Japanse kersen, zeer tot verdriet van de heer Dijkhuizen, die zowel de kap van die machtige eiken verschrikkelijk vond als ook de nieuwe aanplant, want waarom zou je langs een hele straat een Japanse siersoort aanplanten? Je zou nog kunnen zeggen dat een tuin (een plantsoen is ook een tuin) iets anders is dan natuur, of dat daar ook best iets exotisch mag groeien, maar tegen die twee dingen is wel wat in te brengen. Een tuin is geen natuur, maar er is daar wel alle gelegenheid, met haar samen te werken, tot wederzijds plezier. En als het zo is, dat inwoners van onze gemeente net als bezoekers zo veel houden van ons landschap, en dat is zo, waarom zouden we er dan geen werk van maken, te zorgen dat onze dorpen echte Veluwse dorpen blijven, die zich onderscheiden van andere?
Het ‘verhaal’ van Coenraad Dijkhuizen gaat (hier) over soorten. Nog iets anders is, dat in de centra van onze dorpen zo langzamerhand amper meer monumentaal geboomte voorkomt. Het aantal mensen dat dit verlies aan het hart gaat, is groot als je de weemoed mag geloven waarmee degenen die zich het zware geboomte herinneren daarover praten. Het bleef bewaard op oude foto’s. Machtig geboomte. Oude, dikke, hoge bomen, met volle kruinen. Bomen die er eenvoudigweg waren, omdat ze er waren. Nu wij in een klimaatcrisis zijn beland, zou het heel goed zijn, ons af te vragen, hoe het komt dat zulke bomen eigenlijk niet eens meer kunnen ontstaan. Nog altijd staan bomen kennelijk gauw in de weg, maar zelfs als dat niet zo is, is de kans levensgroot, dat er iemand vindt dat er maar eens wat takken uit moeten. Die benadering is de standaard geworden en dat is verontrustend. Bomen hebben hun takken (dus twijgen, dus bladeren) niet voor niets. Zowel in de dorpen als buiten verdwijnen teveel bomen en de overgebleven bomen worden door snoeilust in hun vitaliteit bedreigd, omdat hun kruinen aangetast worden. Er is een simpele remedie: bomen koesteren zoals u uw ouders en kinderen koestert. U, vogels, kleine zoogdieren, insecten, vee dat beschutting zoekt, de bodem, allemaal worden we daar beter van.
Graag nodigen we lezers die iets interessants te vertellen hebben dat de natuur in onze eigen omgeving vooruithelpt, of vragen daarover, te schrijven naar info@natuurenmilieuepe.nl. Zie ook www.natuurenmilieuepe.nl

Vorige
Vorige

Tussen heuvels en rivier: Kleine rijke tuin

Volgende
Volgende

Tussen heuvels en rivier: NK-Tegelwippen 2024, doe mee!