Tussen heuvels en rivier: Puttertje
Puttertje. Foto: Chris van Rijswijk
Vorige winter schreven we over een prachtig vogeltje dat de tuin aandeed om zich daar urenlang tegoed te doen aan de zaden van de teunisbloem. Het vogeltje zou niet zo opgevallen zijn als het niet een wondermooi rood voorhoofdje had gehad, want verder was zijn verenpakje vrij onopvallend. Met zijn middelgrijze, lichtbruine en wittige tekening ging het in zijn omgeving op. Doordat het zo lang bleef en niet schrikachtig was liet het zich goed bekijken en zo kwam dat onbeschrijflijk-mooie rood onder mijn ogen. Ik schrijf steeds ‘vogeltje’, maar het waren er twee. Twee barmsijsjes.
Dat de barmsijsjes er waren, was te danken aan het geluk dat er de vorige winter toevallig veel naar ons land kwamen, maar dat ze de tuin opzochten was omdat daar zaden te vinden waren, o.a. die van de teunisbloem. Het stukje was dus ook een pleidooi tegen teveel ‘netheid’ in de tuin. In een tuin waar alle uitgebloeide planten afgeknipt en opgeruimd worden, hebben de meeste dieren niets meer te zoeken. Als de grond ook nog wordt blootgeharkt, (over bladblazen hebben we het maar helemaal niet), komen zelfs insecten niet meer. Dat is meer dan jammer, want ook die kleine beestjes moeten kunnen leven. Ze zijn onmisbaar voor de tuin zelf en als voedsel voor grotere dieren zoals vogels. Van die verschillende levensvormen en soorten kunnen we er niet genoeg hebben. Die vormen samen de biodiversiteit. Waarom is die zo belangrijk? Omdat hoe meer soorten -planten en dieren- met elkaar samenleven, hoe sterker hun samenleving is. Zo kunnen ze met elkaar tegenslagen opvangen, zijn ze weerbaar. Het ecosysteem, zo heet het ingewikkelde weefsel van planten en dieren die elkaar nodig hebben om gezond te kunnen voortbestaan, dat ecosysteem is als een ketting. Voor het bestaan van de ketting is iedere schakel even belangrijk.
Aan de reacties op deze rubriek merken we dat op steeds meer plekjes beter naar de natuur gekeken wordt. Eenvoudig feit blijft, dat natuur overal is waar ze niet tegengewerkt wordt. Natuurkrachten zijn nog hardnekkiger: die zijn er altijd en overal…Meewerken is dus simpelweg verstandig.
En zo lieten afgelopen week twee enthousiaste lezers ons weten, dat ze puttertjes in hun tuin hadden gezien. Het puttertje is geen zeldzame vogel, maar het is bepaald niet vanzelfsprekend dat je hem ziet. Verder is hij zo ongewoon van kleuren dat je kunt denken dat er een siervogel (wat een vreemd begrip..) ontsnapt is. De waargenomen puttertjes waren op de zaden van zonnehoeden en op die van teunisbloemen afgekomen. Acrobatisch hadden ze met zijn drieën aan de zaaddozen van de teunisbloemen gehangen, hun klapperende vleugels exotisch geel. In het grijs van deze dagen is dat een schreeuw van kleur die je wel moet zien. En zo ontdek je dan het hele vogeltje, met het postuur van een vink en een beeldschoon kopje, gezichtje rood, dan van slaap tot slaap langs zijn halsje een witte strook en het achterhoofdje zwart. Inderdaad een siervogel… zo vond men in de zeventiende eeuw. De vogel heette oorspronkelijk distelvink, omdat hij graag de zaden eet van distels en andere composieten (waar behalve de zonnehoeden ook bijvoorbeeld paardebloemen onder vallen). Het arme dier sprak helaas zo tot de verbeelding, dat mensen het vingen en in huis hielden, vastgeketend. Daar bleek het een kunstje te kunnen leren. Met een vingerhoedje aan een kettinkje moest het zijn eigen water putten. Zo werd de distelvink een puttertje. De puttertjes die nu leven en zich vertonen in onze parken en zadenrijke tuinen, mogen we wel koesteren. Met hun schoonheid kan dat niet moeilijk zijn!
Vereniging NME dankt Chris van Rijswijk, vogelkenner en natuurfotograaf, die ons opnieuw een foto beschikbaar stelde: na de barmsijs van vorig jaar nu het puttertje.
Graag nodigen we lezers die iets interessants te vertellen hebben dat de natuur in onze eigen omgeving vooruithelpt, of vragen daarover, te schrijven naar info@natuurenmilieuepe.nl, zie ook www.natuurenmilieuepe.nl